• Finland
  • +358 (0)50 4625 675

ArtRadius Saksala

 

international artist-in-residence program in rural Finland


















education

visions art education - geschiedenis tekenonderwijs Nederland


  • information art education index
  • visions art education index
  • overzicht geschiedenis tekenonderwijs Nederland

  • Tekenen een leervak?

    Marja de Jong, 1991

    In 1889 wordt tekenen als een verplicht leervak in de wet op het lager onderwijs opgenomen. Naast de Overheid nemen ook onderwijzers, leraren, pedagogen en kunstenaars het nieuwe vak serieus. Zij ontwikkelen talloze methoden om het kind te leren tekenen. Op het merendeel van de basisscholen anno 1991 is tekenen allang niet meer het leervak van vroeger. Bestaat de tekenles eigenlijk nog wel? De leerlingen mogen tussen de taalles en aardrijkskunde een kwartiertje tekenen. Grotendeels uit onkunde maken leerkrachten weinig woorden vuil over onderwerp en de techniek van het tekenen. Het tekenonderwijs van destijds is verloederd tot een al te makkelijke stoplap. Is het denken over de betekenis en inhoud van het tekenonderwijs in honderd jaar zo drastisch veranderd? Het antwoord op deze vraag ligt besloten in de tentoonstelling: '102 jaar tekenonderwijs op de basisschool' waar vele toon­aangevende tekenmethoden voor het lager onderwijs worden geëxposeerd.

    Ontstaan van het leervak tekenen

    In de tweede helft van de negentiende eeuw blijkt op diverse internationale Tentoonstellingen van Kunstnijverheid dat het niveau van de ingezonden producten beneden alle peil is. In Engeland, Duitsland en Frankrijk bezint men zich op de vraag hoe het ambachtelijk werken en de esthetische overwegingen die daarbij een rol spelen, op een hoger niveau kunnen worden gebracht.

    Scholing, en met name tekenonderwijs, lijkt hét middel bij uitstek om het smaakgevoel te ontwikkelen en de kwaliteit van het ambachtelijk produkt te verbeteren.

     Op de Nijverheidstentoonstelling die in 1877 in het Paleis van Volksvlijt te Amsterdam plaatsvindt, blijkt pas goed in hoeverre de Nederlandse producten in kwaliteit en vormgeving achterblijven bij die van het buitenland. Het besef dat Nederland in velerlei opzichten een onderontwikkeld land is, breekt door. De nationale trots is in het geding. En dat niet alleen. Ook de concurrentiepositie van Nederland staat op het spel. De roep om verbetering wordt steeds luider. De kwaliteit van het produkt en gevoel voor schoonheid; het zijn onderwerpen die juist in het onderwijs uitgebreid onder de aandacht kunnen komen. Bijvoorbeeld in een nieuw leervak, het tekenen. In 1880 wordt de Neder­landsche Vereeniging voor Tekenonderwijs (NVTO) opgericht. Onder voor­zitterschap van W.B.G. Molkenboer streeft deze vereniging er ondermeer naar om het tekenen als verplicht vak op de lagere school in te voeren. En negen jaar later is het zover. In de wet op het lager onderwijs van 1889 wordt tekenen als leervak verplicht gesteld met als doelstelling de ontwikkeling van het waar­nemingsvermogen en van de vaardigheid om hetgeen gezien wordt, af te beelden. Tevens mag de vorming van de goede smaak niet uit het oog worden verloren.

    De wet is niet zomaar een loos gebaar van de regering. Om de noodzakelijke vakbekwaamheid van de onderwijzers op het gebied van het tekenen te vergroten, stelt de overheid in 1890 vijf zogenaamde wandelleraren aan. Zij organiseren op 43 verschillende plaatsen in het land conferenties over het tekenonderwijs. Maar liefst vijfduizend onderwijsautoriteiten en onderwijzers wonen de conferenties bij.

    Het tekenen naar de natuur

    "Bij het verlaten van de lagere school op 13‑jarigen leeftijd moet het meerendeel der leerlingen in staat zijn, een gewoonen niet moeilijk voorwerp uit onze dagelijkse omgeving, zooals: stoof, emmer, flesch, enz. naar de natuur op eenvoudige wijze te teekenen." Zo luidt een passage uit het rapport van de Commissie Molkenboer van de NVTO uit 1890. Het tekenen naar de natuur gaat uit van de idee dat de natuur (= de vorm) van een bepaald voorwerp in geometrische vormen, en die weer in vlakken en lijnen ontleed kan worden. De natuurmethode zou het tekenonderwijs in Nederland lange tijd sterk bepalen. In de praktische uitwerking ervan was zij gebaseerd op een Franse tekenmethode met draadmodellen uit 1830 van de gebroeders Dupuis. Vanaf de laagste klas beginnen de tekenoefeningen met rechte lijnen en rechtlijnige figuren. In de opeenvolgende klassen komen op een systematische wijze rechtlijnige versieringen, regelmatig en vrij gebogen lijnen, figuren en versieringen aan bod.

    Voor jonge kinderen is het trekken van rechte lijnen eigenlijk ondoenlijk. Hulpmiddelen zoals het tekenen op ruitjespapier of het verbinden van op het papier voorbedrukte stippen (stigmagrofie) brengen uitkomst. Verder verschijnen er speciale tekencahiers en zeer vele wandplaten met allerlei vlakke figuren en tweedimensionale voorwerpen. De lijnen en figuren op de meer dan honderd blauwgrijze wandplaten van Zwiers en Jansma zijn het voorbeeld bij uitstek van een streng methodisch opbouw.

    In een later stadium leren de kinderen met behulp van driedimensionale draadmodellen en blok‑modellen van hout of metaal het tekenen in perspectief. Het tekenen naar eenvoudige voorwerpen vormt de afsluiting van de natuurmethode.

    Kritiek dat de natuurmethode voor kinderen erg saai is wordt ondervangen door een advies van een commissie uit de NVTO in 1897. Hoewel de methodische opbouw geschikt is, zouden de voorbeelden op wandplaten meer afgestemd moeten worden op datgene wat kinderen bezighoudt; dus vormen en voorwerpen uit hun directe omgeving.

    De Reformbeweging

    Rond 1900 ontstaan in de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland en Zweden nieuwe denkbeelden over de psychologische ontwikkeling van kinderen en hoe zij zich naar hun eigen kinderlijke aard ontwikkelen. Juist het onderwijs, óók dat in het tekenen, zal zich op de natuurlijke kinderlijke ontwikkeling moeten instellen. Vom Kinde aus! luidt het parool van de Reformbeweging. De leerstof zal bij de leefwereld en de belangstelling van kinderen moeten aansluiten wil zij boeiend zijn en blijven. J. Liberty Tadd, een tekenpedagoog uit de Verenigde Staten, benadrukt de verbanden tussen motorische ontwikkelingen en geestelijke groei. Via voorgeschreven symmetrische oefeningen op het schoolbord (hét tekenen met de vrije arm) wordt naar een harmonische samenhang van visuele, motorische en tactiele ervaringen gestreefd. In Duitsland wordt een nieuwe tekenmethode vanuit de principes van de reformbeweging ontwikkeld. Tekenonderwijs is een bewuste training van handen, ogen en hersenen. Het oefenen van de motoriek heeft tot doel de souplesse, symmetrie, nauwgezetheid en doelmatigheid waarmee het kind tekent te vergroten. Door het tekenen naar de natuur en het kijken naar kunstvoorwerpen wordt het visueel geheugen versterkt en het kind kunstzinnig opgevoed.

    Het tekenonderwijs in Nederland zal de directe gevolgen van de nieuwe denkbeelden ondervinden. Want naast vele tegenstanders zijn er in Nederland ook enthousiaste aanhangers zoals dr. J.H. Gunning, J.D. Ros, B.W. Wierink en G. Makkes van der Deijl. Auteurs van beproefde tekenmethoden pikken enkele ideeën van de Reform op. Zwiers en Jansma passen bijvoorbeeld hun wandplatenseries aan. Naast de lijnen en daaruitvoortvloeiende geometrische vormen wordt er nu ook een serie met zogenaamde vrije motieven uitgegeven. En J.J. Meyer en G. Makkes van der Deijl verwerken de nieuwe denkbeelden in hun handleiding. Zo stelt laatstgenoemde dat het moderne reformtekenonderwijs onder meer aan de volgende kenmerken moet voldoen:

    ‑ afzien van het meetkundige en methodische karakter van het natuurtekenen ‑ er wordt getekend naar voorwerpen waarvoor kinderen belangstelling  hebben
    ‑ kinderen kiezen zelf modellen zodat het kan tekenen wat het voelt
    ‑ iedere onderwijzer maakt zijn eigen methode en zoekt daarbij telkens nieuwe motieven
    ‑ niet tekenen met lijnen maar met vlakken en tinten.
    ‑ naast het tekenen naar een model krijgt ook het geheugentekenen een belangrijke plaats toebedeeld
    -
    verbeeldingskracht en scheppingsvermogen van kinderen moet ontwikkeld worden
    ‑ naïef tekenen van het zeer jonge kind gaat aan het eigenlijke tekenonderwijs vooraf. En niet de rechte maar de gebogen lijn is het eerste dat kinderen bij het tekenonderwijs leren.

    Veel onderwijzers zien wel iets in de nieuwe gedachten over het tekenen. De moeilijkheid is echter hoe deze gedachten in de praktijk toe te passen. Want ook de 'vernieuwde' methoden blijven in hun uitwerking meestal hangen in oude denkbeelden. Er ontstaat een periode van verwarring. Het oude tekenonderwijs wordt als niet langer bevredigend ervaren. Het nieuwe tekenen daarentegen vereist een totaal ander denken, iets dat menigeen niet kan opbrengen. Veel onderwijzers en tekenleraren missen de vertrouwde, streng methodische opbouw van het natuurtekenen en grijpen al snel weer terug op tekencahier en wandplaten.

    In tegenstelling tot de Verenigde Staten en Engeland krijgt het Reformtekenen in Nederland vooralsnog niet echt voet aan de grond. Toch is er wel het een en ander veranderd. Uit diverse methoden blijkt dan vanuit een veranderende kijk op het kind naar nieuwe wegen is gezocht.

    De expressie

    In 1923 vindt er bij de firma Metz in Amsterdam een tentoonstelling plaats van het werk uit een Jugendkunstklasse onder leiding van professor F. Cizek. Deze Oostenrijker kan beschouwd worden als de geestelijk vader van de vrije tekening in het onderwijs. Hem ging het om het tot leven wekken van de sluimerende scheppende krachten die elk kind bezit. Zij hebben een innerlijke behoefte om zich in beelden uit te drukken.

    Terwijl in het Nederlandse tekenonderwijs de wandplaten en de nateken­plaatjes favoriet zijn, werkt Cizek op een veel vrijere wijze met zijn kinderen. Een aantal voorwaarden neemt hij daarbij in acht zoals: het vrijlaten van de kinderen in de keuze van hun onderwerp, materiaal en techniek. Eenmaal per veertien dagen wordt er een opdracht besproken waarbij plaats is om de mogelijkheden van beeldende vormgeving aan te geven. Ook tijdens het tekenen en als een tekening is voltooid, wordt het resultaat uitvoerig besproken. De omgeving en de materialen waarmee gewerkt wordt, moeten voor de kinderen een uitdaging vormen.

    Ten behoeve van de volksschool geeft Richard Rothe, een Oostenrijkse onderwijzer, verder vorm aan de ideeën van Cizek. Hun invloed op Nederlandse vernieuwers is groot. Zo ontwikkelen in het begin van de jaren dertig P. Post, A. Leeflang en W. Hardenberg nieuwe tekenmethoden die gebaseerd zijn op de gedachten der expressie. Een groep Haagse tekenleraren, de H9 en later werkgemeenschap voor tekenen en kunstgeschiedenis genaamd, gaat nog verder. Zij menen dat de gehele natuur, het hele leven bij het tekenonderwijs betrokken raakt. Uitgaande van de theorieën van C. Jung stellen zij dat het zien, de persoonlijke gewaarwording en geestelijk beschouwing innerlijke beeld­gestalten vormen. Op papier gezet zijn juist deze beeldgestalten voor de pedagoog belangrijk om het kind uit en door zijn tekening te leren kennen.

    Dat de tekenpraktijk op de gemiddelde volksschool geheel afwijkt van de expressiegedachten zal duidelijk zijn. In 1935 rapporteren inspecteurs van het rijksschooltoezicht dat het met het methodische tekenonderwijs treurig is gesteld. De meeste onderwijzers beperken zich tot het klakkeloos laten natekenen van de verouderde schoolplaten. Kop of staart zit er niet aan en de vormende waarde van dit onderwijs is nihil. De expressiegedachte zal uiteindelijk pas na de Tweede Wereldoorlog in wijdere kring ingang vinden. De tijd is er rijp voor. Het aan een totalitaire leider ondergeschikte individu, het opgaan in de massa heeft de wereld niets dan rampspoed gebracht. Dat nooit meer! Jonge mensen moeten leren zich binnen een samenleving kritisch en zelfstandig op te stellen waarbij een sociaal saamhorigheidsgevoel niet mag ontbreken. Met name Herbert Read acht esthetische opvoeding hierbij essentieel. Expressie, een natuurlijke uiting van psychische werkzaamheid, speelt daarin een belangrijke rol. De verbeelding van het kind; het dagdromen, de spontane fantasie, creatieve expressie door middel van kleur, lijn, klank en woord moeten alle vrijheid krijgen.

    De vrije expressie in werkplaatsen en kunstklassen

    Op verschillende plaatsen in het land ontstaan in de jaren vijftig werkplaatsen waar kinderen en volwassenen zich bezig houden met beeldend werken in de breedste zin van het woord. Naar analogie van de Jugendklassen van Cizek in Wenen kan de schooljeugd zich op de vrije zaterdagmiddag uitleven in tekenen en schilderen. De Werkschuit in Amsterdam is hiervan wellicht het bekendste voorbeeld doch ook in andere plaatsen, zoals bijvoorbeeld Rotterdam, functioneren kunstklassen.

    Met name de Werkschuit heeft door diverse publicaties grote invloed op de beeldende vorming uitgeoefend. Het uitgangspunt van de Engelse kunsttheoreticus Herbert Read dat een kind al scheppende de vormende elementen leert beheersen, staat centraal. Het kind is zo uniek dat het zijn eigen weg moet zien te vinden. De opvoeder is slechts op afstand aanwezig. Ruimte scheppen mag, een stempel drukken op het werkende kind is taboe.

    Van vrije expressie naar geleide expressie

    In de vijftiger jaren zijn er nauwelijks echte methoden voor het tekenonderwijs uitgegeven. Want heeft elke methodische opbouw niet per definitie een dwingend karakter ten aanzien van de ontwikkeling van het kind? Een gegeven dat zich slecht met de vrije expressie gedachte laat rijmen.

    Toch zijn er enkele werken, zoals Tekenen als Expressievak van J. Altera, Beeldende Expressie van Ad Pieters en Vrije Expressie en Aesthetische Vormingvan P. Post, die invloed op het tekenonderwijs uitoefenen. L. van Gelder en J.E. van Praag reiken in hun Beeldende Expressie de onderwijzer enige handvatten aan om de vrije expressiegedachte in de praktijk toe te passen. De grote waarde van dit boek is dat het richtlijnen voor het didaktisch handelen geeft. De vrije expressiegedachte gegoten in een onderwijsbare vorm. En dat is hard nodig. Is de ongeremde ontplooiing van het individu niet te sterk benadrukt? Bij veel onderwijzers leeft kennelijk de angst om in het tere zieleleven van het kind in te breken. De gevolgen hiervan worden zichtbaar in het kritiekloos aanvaarden van elke tekening, elke 'persoonlijke' oprisping met instemming te begroeten. De tekenles van vroeger is in veel gevallen ontaard in een al te vrijblijvend: 'toemaar, doe maar'. Zonder het houvast van een tekenmethode weten veel onderwijzers zich nauwelijks raad meer hoe een tekenles te geven.

    P. Post bepleit in een rapport van het Nutsseminarium voor Pedagogiek een vorm van leidinggeven in de expressievakken. "Expressie verlangt dus enerzijds voldoende vrijheid anderzijds juist leiding. Het kind wil steeds verder, het heeft behoefte aan steun en hulp van de leerkracht bij het zoeken naar nieuwe expressievormen en mogelijkheden. Ontbreekt deze hulp, dan verlopen de verrichtingen spoedig in een steeds terugkeren van dezelfde vormen en beelden: het kind weet niet hoe het met het materiaal en de mogelijkheden voldoende variatie in zijn uitingen te brengen. De lust tot expressie verdwijnt".

    Dialectische didaktiek

    Het boek Beeld en werkelijkheid van W. Ringelestein ademt nieuwe denkbeelden over hoe we de wereld om ons heen zien. De wereld is niet uniform maar kan op verschillende manieren gevisualiseerd, gezien en beleefd worden. Stereotypering moet vermeden worden. Ringelestein wil kinderen stimuleren om meer variatie en nieuwe beeldende oplossingen in hun werkstukken na te streven, om al doende de wereld intensiever en persoonlijker te leren zien. Vanuit de persoonlijke dialoog met de dingen om ons heen, ontstaan er beelden. De hedendaagse methode -Kijk, als je tekent zie je meer- uit de jaren tachtig is gebaseerd op de uitgangspunten van Ringelestein uit de jaren zestig. Door te tekenen kunnen kinderen ontdekken dat je de dingen niet op dezelfde manier ziet en beleeft. Dat er meer zienswijzen mogelijk zijn blijkt ook uit de verschillende kunstwerken en tekeningen die de kinderen via audiovisuele media in deze methode voorgeschoteld krijgen.

    Tot slot

    Anno 1991 is iedere basisschool in het bezit van een schoolwerkplan waarin het algemene doel van tekenen en expressieve vaardigheden nauwkeurig is omschreven. Ook kunnen scholen gebruik maken van verschillende methoden. En toch valt het tekenen op het merendeel van de scholen uit de boot. Hoe vaak schiet de tekenles erbij in ten gunste van andere, maatschappelijk wel relevant geachte vakken? Het is veelzeggend dat minimale einddoelen voor het tekenen ontbreken; een gegeven dat voor bijna elk ander vak ondenkbaar is. Als kinderen na twee jaar onderwijs niet kunnen lezen of rekenen, wordt er in de maatschappij een hoop ophef gemaakt. Dat het gros van de leerlingen na acht jaar niet kan tekenen, daar maakt niemand zich meer druk over.

     


    information |Marja de Jong | mobile 00358 (0)50 4625 675 | info@arefs.org |

    copyright
    zoeken
    zomergasten
    kunstenaars
    omgeving
    email
    art links
    HOME
    search
    summer­guests
    artists
    surroundings
    email
    links
    privacy
    etsi
    kesävieraat
    taiteilijat
    ympäristö
    email
    support
    also visit
    AllaprimA | AREFS | 14square | Marja de Jong | ArtRadius | Lucien den Arend | St Ives Net / Selected Art

    ©2004-2011 Saksala ArtRadius
    art works©artists concerned
    site design by DutchDeltaDesign
    in cooperation with Lucien den Arend